"De impact van lage lonen op West-Europa: Hoe bedrijven verhuizen en België de 80% tewerkstelling wil bereiken"

Gepubliceerd op 22 februari 2025 om 22:15

Deze week las ik in de krant een artikel over autobouwer Mercedes, zij willen namelijk de productie van 100000 wagens van Duitsland overbrengen naar Hongarije. De reden is heel simpel de goedkope loonkost die ervoor moet zorgen dat Mercedes weer dubbele winst percentages kan bekomen door de productiekosten in totaliteit met 10% te verlagen, de productie van wagens in Hongarije is namelijk 70% goedkoper dan in Duitsland.

In Duitsland bedraagt een gemiddeld uurloon namelijk: €24,84 terwijl dat in Hongarije slechts: €8,94 is.

Ook in ons land was het de laatste maanden vaak in het nieuws denk maar aan de sluiting van Audi Brussel.

De sluiting van Audi Brussel is een significant voorbeeld van een productiebedrijf dat zijn activiteiten in België beëindigt. De fabriek in Vorst, verantwoordelijk voor de productie van de Audi Q8 e-tron, zal op 28 februari 2025 definitief haar deuren sluiten.

Dit voorbeeld illustreert de uitdagingen waarmee productiebedrijven in België worden geconfronteerd, zoals veranderende marktdynamieken en hoge operationele kosten, die kunnen leiden tot het verplaatsen of beëindigen van activiteiten.

Ook grote Amerikaanse IT-bedrijven zoals IBM en HP hebben hun personeelsbestand in België de afgelopen jaren aanzienlijk verminderd.

Lage loonlanden zijn geen nieuw fenomeen in Europa. Al decennialang bestaan er regio’s waar de loonkosten aanzienlijk lager liggen dan in West-Europese landen zoals België. In het verleden waren Zuid-Europese landen zoals Spanje en Portugal populaire locaties voor productiebedrijven die op zoek waren naar lagere arbeidskosten. Sinds de uitbreiding van de Europese Unie richting het oosten, zijn landen zoals Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije steeds aantrekkelijker geworden voor bedrijven die kosten willen drukken.

Voor België vormt deze realiteit een blijvende uitdaging. Door de hoge loonkosten, strikte arbeidswetgeving en bijkomende sociale bijdragen is het moeilijk om te concurreren met landen waar werknemers voor een fractie van het Belgische loon kunnen werken. Dit geldt niet alleen voor productiebedrijven, maar ook voor sectoren zoals logistiek en IT.

Hoewel België zich probeert te onderscheiden met factoren zoals hoogwaardige technologie, innovatie en vakmanschap, blijven veel bedrijven worstelen met de druk van globalisering. Om een antwoord te bieden op deze concurrentie, zou de Belgische overheid kunnen inzetten op verdere automatisering, innovatie en gerichte steunmaatregelen voor industriële sectoren. Toch blijft de realiteit dat lage loonlanden een structureel voordeel hebben, waardoor het voor België moeilijk blijft om op prijs te concurreren.

Om West-Europa beter te beschermen tegen de concurrentie van lage lonen in Oost-Europa, kan de Europese Unie verschillende maatregelen nemen. 

1. Minimale sociale en loonnormen invoeren

De EU kan minimumlonen en sociale zekerheidsnormen harmoniseren om te voorkomen dat bedrijven uitsluitend naar Oost-Europa verhuizen vanwege de lage loonkosten. Dit zou helpen om een eerlijkere concurrentie te creëren en sociale dumping tegen te gaan.

2. Belastingsharmonisatie

Veel Oost-Europese landen hanteren lage vennootschapsbelastingen om investeringen aan te trekken. Door een minimumniveau voor vennootschapsbelasting vast te leggen binnen de EU, kan de oneerlijke concurrentie op belastingniveau verminderd worden.

3. Innovatie en automatisering in West-Europa stimuleren

In plaats van te concurreren op loonkosten, kan West-Europa zich richten op hoogwaardige productie en automatisering. De EU kan subsidies en investeringen in onderzoek en technologie stimuleren om de productiviteit te verhogen.

De uitdaging van een tewerkstellingsgraad van 80% in België

De nieuwe regering heeft zich tot doel gesteld om 80% van de bevolking op arbeidsleeftijd aan het werk te krijgen. Dit is een ambitieus streven, gezien de huidige tewerkstellingsgraad in België rond de 72% schommelt en bepaalde regio’s, zoals Wallonië en Brussel, achterblijven bij Vlaanderen.

Om deze doelstelling te halen, moet België verschillende structurele uitdagingen aanpakken. Eén van de grootste obstakels is de activiteitsgraad bij oudere werknemers. Veel mensen verlaten de arbeidsmarkt vroegtijdig door brugpensioenregelingen of gezondheidsproblemen. Daarnaast is de tewerkstelling van bepaalde groepen, zoals laaggeschoolden en mensen met een migratieachtergrond, lager dan het Europese gemiddelde.

Een andere uitdaging is de arbeidskrapte in bepaalde sectoren. Werkgevers kampen met een tekort aan geschoolde werkkrachten, vooral in technische en zorgberoepen. Tegelijkertijd zijn er nog te veel langdurig werklozen die moeilijk de overstap maken naar de arbeidsmarkt.

Om de tewerkstellingsgraad op te krikken, zet de regering in op verschillende maatregelen:

  • Arbeidsmarkthervormingen: Meer flexibele contracten en werkvormen om bedrijven te stimuleren om mensen aan te nemen.
  • Omscholing en levenslang leren: Programma’s om werknemers bij te scholen in sectoren met een tekort aan arbeidskrachten.
  • Hervorming van de werkloosheidsuitkeringen: Stimulansen om sneller opnieuw aan het werk te gaan en langdurige werkloosheid te verminderen.
  • Betere kinderopvang en werk-privébalans: Zodat meer ouders, vooral moeders, kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt.
  • Activering van oudere werknemers: Initiatieven om 55-plussers langer aan het werk te houden, bijvoorbeeld via aangepaste arbeidsvoorwaarden.

Hoewel deze maatregelen kunnen bijdragen aan een hogere tewerkstellingsgraad, blijft de vraag of de doelstelling van 80% realistisch is op korte termijn. Factoren zoals economische schommelingen en automatisering kunnen een impact hebben op de arbeidsmarkt. Daarom zal een combinatie van beleid, investeringen en gedragsverandering nodig zijn om deze ambitie waar te maken, benieuwd of de regering daar in de komende jaren zal in slagen!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.